• Algemeen

    Jogchum en Jan Cremer

    De vaste bezoekers van Colette weten dat onze nestor Jogchum de Vries een bijzondere band heeft met Jan Cremer, de grote schrijver die vorig jaar op 84-jarige leeftijd overleed. Niet voor niets hebben we op onze afdeling de pareltjes van Jogchum een stapel met Cremer-boeken die zowat tot aan het plafond reikt. Onlangs refereerde Babette Cremer, de grote liefde van Jan Cremer, in een interview in Volkskrant Magazine aan de vriendschap tussen Jan en Jogchum: ‘Het bewijs dat Jan een ridder was’.

    Roze memoblaadjes

    Coletter Linda Vermeulen ging bij Jogchum langs om hem op het Volkskrant-artikel te wijzen en kreeg een paar dagen later vijf roze memoblaadjes met daarop het verhaal van de bijzondere, kortdurende vriendschap. Op onderstaande foto zie je de briefjes, samen met een kaart die Jan Cremer in 1952 naar Jogchum stuurde. ‘Wie wat bewaart, die heeft wat’, aldus Jogchum.

    Eerst het citaat van Babette Cremer in het interview met Onno Blom over haar ontmoeting met Jogchum. Zij noemt hem niet direct bij naam – het was onze vrijwilliger Stef Muller van het reparatieteam die Jogchum in dit fragment herkende:

    ‘Niet zo lang geleden kwam na een opening in het Haagse Gemeentemuseum een oude man naar ons toe. Hij had een ansichtkaart bij zich uit 1952. Groeten van Jan, stond op de achterkant. Die man had de kaart altijd bewaard. Hij vertelde dat Jan hem in het weeshuis had gered. ‘Jij slaapt naast mij’, had Jan gezegd, hoewel hij drie jaar jonger was. Het bewijs dat Jan een ridder was.’

    Kinderherstellingsoord

    Jogchum kan zich de ontmoeting in het museum met Babette en Jan Cremer nog goed herinneren. ‘Dat was in 2007’. Verder was het verhaal van de redding in het weeshuis net een tikkeltje anders. ‘Ik ben van 18 april 1941, dus een jaar jonger dan Jan’, zo schrijft Jogchum op het eerste roze memoblaadje. ,Eind 1951 zat ik in Huize Heelsum, een kinderherstellingsoord in de buurt van Arnhem. Ik was een erg verlegen jongetje van het platteland. Ik kwam uit Pingjum, Friesland. Jan kwam uit Enschede en sliep in het bed naast dat van mij. Jan was zoals we dat zeggen een soort natuurlijke leider; hij was ‘street wise’. Hij bleek ook de krant te lezen, net zoals ik dat al van jongs af aan deed. En hij wilde later een motor met zijspan, zoals de ANWB-monteurs destijds. De andere jongens kwamen uit ‘Holland’. Wij niet, dat schiep ook een band.’

    Zuivere lucht

    ‘Ik was daar voor de zuivere boslucht. Ik was een beetje bleekjes en had last van astmatische bronchitis. De strenge winters in Friesland met veel mist uit zee waren niet echt gezond voor mij. Dus ik overwinterde dat jaar in Heelsum. Jan was half-wees, hij was een stadsjongen. We weten uit zijn boeken dat hij in zijn jeugd veel van huis gewisseld is. Verder waren er veel verschillende jongens. Er zaten bedplassers bij, een paar nerveuze jongens. Er waren twee groepen: jong en oud. De grens lag bij 11 jaar. Maar ik mocht als tienjarige, vrij lange jongen, bij de oudste groep. We maakten veel wandelingen door de Zuidelijke Veluwezoom, met bossen en beekjes en het kasteel Doorwerth. Van Sinterklaas kregen alle jongens een zakmes, waarmee we landjepik speelden in het zand.’

    Op onderstaande afbeelding zie je een foto van Huize Heelsum (voor de kenners: deze foto staat ook in ‘Ik Jan Cremer’) en wederom de kaart van Jan Cremer aan Jogchum.

    Jan greep in

    ‘We trokken samen op. Jan kwam ook voor mij op’, schrijft Jogchum. ‘Op een dag was ik nerveus. Ik was misselijk. We zaten aan het ontbijt, aan tafel met de hele groep. Ik raakte in paniek en in die noodsituatie stamelde ik iets in het Fries. Het Nederlandse woord voor kotsen (Fries: spuien) kende ik niet. Jan greep in en bracht me naar de wc. Ik weet ook nog dat Jan ons in Heelsum het woord ansichtkaart liet opschrijven. Laat dat jongetje uit Pingjum nou de enige zijn die dat foutloos deed. Bij het vertrek uit Heelsum hebben we adressen uitgewisseld.’

    Doos met kaarten

    ‘In het herstellingsoord had ieder een doos voor zijn persoonlijke spullen. Zoals een tandenborstel, kam, ballpoint. Ik bewaarde in die doos ook de de brieven die mijn klasgenoten vanuit Friesland in opdracht van de meester naar mij stuurden. Ik vond het wel leuk natuurlijk om pakketjes met kaarten te krijgen. Ik was per slot van rekening nog nooit eerder van huist geweest en was daar best eenzaam. Een half jaar later, toen ik al lang weer thuis was in Pingjum, ontving ik een kaart van Jan uit Enschede. Met een stierenvechter, waarschijnlijk een kaart die Jan van zijn vader, de wereldreiziger, had gekregen. Die kaart bewaarde ik ook in die doos. Zelf stuurde ik een kaart van ‘Hongaarse schilders’ naar Jan. De doos heb ik nu nog altijd in mijn woonkamer staan. Ik ben een bewaarder. Ik ben niet voor niks tweedehands boekhandelaar geworden.’

    Ik Jan Cremer

    Jaren gingen voorbij. ‘Uiteraard heb ik later zijn boeken gekocht. Ik Jan Cremer. Dat was in 1964. Ik zat toen in militaire dienst. Het boek was erg populair. Ik heb het een paar keer uitgeleend aan mede-soldaten. Het kwam er maar niet van om contact op te nemen…’

    Ontmoeting in het Fotomuseum

    En dan het laatste memoblaadje: ‘…Tot februari 2007. Er was een bijeenkomst in het Fotomuseum in Den Haag, dus naast het Gemeentemuseum, ter gelegenheid van een tentoonstelling over ‘The sixties’. Jan werd geïnterviewd door Kees ’t Hart. Ik dacht: dit is mijn kans om Jan nog eens te ontmoeten. Samen met mijn beste vriendin Hanneke ben ik er naartoe gegaan. Na afloop heb ik mij gemeld met mijn ansichtkaart. Jan was blij verrast en deelde dit met Babette, die ons er op wees hoe bijzonder dit was: ‘Meer dan 50 jaar geleden.’ Vijf dagen later ontving ik een grote cassette die samengesteld was voor de zestigste verjaardag van Jan Cremer. Een luxe editie, 50e druk van Ik Jan Cremer, een cd met zigeunermuziek (Rijk de Gooijer zong over een Kozak, en Jan las ook voor). En een grote litho, genummerd, en dit alles gesigneerd plus de vermelding ‘voor Jogchum’.

    Made in USA

    Achterop het laatste blaadje heeft Jogchum nog een nabrander geschreven: ‘Overigens schrijft Cremer in zijn boek Made in USA op pagina 67 over ‘Boer Koekoek uit Pingjum’. Dat citaat toonde ik hem op die bijeenkomst in het Fotomuseum. Ja, Jan bleek op zoek te zijn geweest in Pingjum. Om foto’s te maken van koeien, voor latere schilderijen. Hij had nog naar mij geïnformeerd, vertelde hij, maar zonder succes. We waren met onze familie overigens al verhuisd in 1964.’ Op de foto: Made in USA, gesigneerd door Jan Cremer, op 15 februari 2007, met een lieve groet voor Hanneke.

  • Algemeen

    Ontmoet team Colette: Hans van Oel

    Wist je dat er inmiddels zo’n 50 vrijwilligers actief zijn bij Colette? Het is toch eigenlijk onvoorstelbaar dat ons boekenparadijs vroeger door maar één iemand draaiend werd gehouden. Onze Rob Jamin sprak voor deze aflevering van ‘ontmoet team Colette’ met Hans van Oel, rayonhoofd biografieën en muziek.

    Hans heeft biografie en muziek onder zijn hoede. Hoe hij daar toe gekomen is? ‘Ze waren nog niet ondergebracht’, is de laconieke reactie. ‘En ze hebben een mooie plek, vlak achter de ingang.’ Hij is een groot muziekliefhebber, en hij leest graag biografieën. Dan leer je de beschreven persoon kennen, en zijn plaats in de tijd. Kortgeleden nog, de biografie van Joseph Roth door Keiron Pim. In Roth’s boeken komen ‘de melancholie van het aflopende keizerrijk, de losers tot leven.’ Het is geen lofzang. Roth was moeilijk in de omgang, en hij dronk veel te veel. ‘Hij was een uitstekende journalist, dus men was bereid om hem voorschotten te geven. Maar hij was heel onbetrouwbaar is zijn afspraken.’ In feite hield Stephan Zweig hem overeind.

    Goede biografie is interessanter dan mémoires

    Goede biografieën zijn geschreven met liefde voor literatuur, én ze laten andere kanten zien van de beschrevene. Hans houdt de biografieën zorgvuldig apart van de autobiografieën en memoires. Die vindt hij minder interessant, omdat ze meestal alleen de goede kanten laten zien.

    ‘We hebben een goede collectie over Nederlandse schrijvers. Vasalis, bijvoorbeeld, en Hermans. Pas nog lagen er ineens twee enorme pillen over Lodewijk van Deyssel.’ Een tijdje geleden kwam iemand de winkel binnen die betrokken was bij literaire prijzen, die bracht een mooie stapel recensie-exemplaren. ‘Die man zie ik graag nog eens terugkomen.’ Want het aanbod houdt niet over, en ook uit de opslag komt weinig tevoorschijn.

    De contacten met klanten zijn onbetaalbaar. Één keer vroeg een klant iets – het is zo lang geleden dat hij niet meer weet wat het was. Hans klom naar de bovenste plank en vond het gevraagde op de tweede rij. Dat geeft een kick.

    ‘Wanneer je het goed aanbiedt, verkoopt het. Kijk maar naar de buitenetalage. Wat je daar neerlegt, wordt verkocht.’

    Muziek deels verborgen in de tweede berg

    Op de middelbare school kwam hij in een clubje muziekliefhebbers terecht, de liefde is nooit meer overgegaan. Zijn interesse is vooral hedendaagse muziek, met name hedendaags klassiek, American roots, country, Spaans. De namen Tom Waits, Patti Smith, Nick Cave, Steve Reich vallen. Hans is altijd vaak naar concerten geweest en leest veel over muziek. Colette heeft stápels Bach en Mozart, niet heel bijzonder. De collectie bevat verder muziektheorie, lexicons, en monografieën. Biografieën, over John Lennon bijvoorbeeld. En veel liederen en liedjes, vooral ook voor kinderen. Muziek staat links naast de biografieën. Ook in de tweede “berg”, achter de beeldende kunst, zit veel over muziek; dat is vooral bladmuziek, cabaret en variété. ‘Maar dat valt niet te sorteren. Je kunt er ook niets uithalen omdat de boeken in onderling verband staan, ha ha. En ik heb geen ruimte om ze bij elkaar neer te zetten.’ Hij moet woekeren, en boeken wegdoen.

    De buitentafels verkopen goed

    Gevraagd naar plannen en goede voornemens noemt hij nog eens het stimulerende effect van de buitentafels. Dat brengt hem bij zijn plan om een etalage te maken, met biografieën. Bij deze wereldkundig gemaakt. En hij wil de biografieën over buitenlandse schrijvers het liefst onderbrengen bij de betreffende taal. Met Nils heeft hij afgesproken om een proef te doen met Engels. Ze gaan kijken of het werkt.

    Het leuke aan Colette vindt Hans de combinatie van verkopen en organiseren. Het is niet alleen letten op de winkel, maar ook de gesprekken met klanten, en met de collega’s. ‘Je leert elkaar goed kennen. Het overlijden van Nettie, gewaardeerde collega van de dinsdag, is dan ook hard aangekomen.’ En daarnaast de zorg voor twee afdelingen. ‘Dat maakt het interessant en afwisselend. En dan de volgende dag werken bij de soepbus, een fantastisch contrast.’

    Hij kijkt uit naar het volgende overleg van de rayonhoofden.

  • Algemeen

    Mijn grootvader bij de Waffen-SS

    Toch even slikken als je in je familiegeschiedenis gaat graven en je erachter komt dat je opa bij de Waffen-SS zat. Het overkwam journalist Tim Berbers, die zijn zoektocht naar het oorlogsverleden van zijn grootvader optekende in het boek Wilhelmus: mijn grootvader bij de Waffen-SS. Open, eerlijk en confronterend: Wilhelmus is het allemaal.

    Wilhelmus is een uiterst actueel boek nu er in Nederland flink wat discussie gevoerd wordt over de archieven van Nederlanders die in de Tweede Wereldoorlog aan de “foute kant” stonden. Mag je die zomaar online knallen, of is het uit respect voor de familie en de nabestaanden beter om de toegang te beperken?

    Ook houdt het boek Nederland een spiegel voor. Zo zien we onszelf graag als een land van het Verzet tegen de Nazi’s (Soldaat van Oranje, weet u wel), maar zaten er toch 33.000 Nederlanders bij de Waffen-SS. Best veel, zeker als je dat afzet tegen het getal van 25.000 leden van het Verzet. Sowieso is het boek ernstig “van deze tijd” nu de autoritaire verleiding van dictatoriale leiders weer toeneemt. Lezen dus!

    Op 10 april komt Tim vanaf 20.00 over zijn boek vertellen bij Colette. De toegang is gratis, maar een Geef je snel op via info@colette.red, want het aantal plaatsen is beperkt.

  • Algemeen

    8 maart Internationale Vrouwendag: gender rebels met Sybilla Claus

    Waar: Colette, Reinkenstraat 45
    Wanneer: Zaterdag 8 maart, start 15.30
    Wat: Bespreken boek Gender Rebels van Sibylla Claus met gedachtewisseling over jouw favoriete gender rebels in de literatuur (en daarbuiten)

    Nooit heeft onze naamgeefster Colette zich wat aangetrokken van genderrollen. Vrouwen zouden in haar tijd geen romancier kunnen zijn, geen journalist, geen criticus – maar toch deed ze het allemaal. Vrouwen hoorden thuis te blijven als ze kinderen hadden, maar ook daar trok ze zich niets van aan. Ze werd als eerste vrouw opgenomen in de Académie Française voor haar verdiensten voor de letteren. Toch noemde ze zichzelf geen feminist. Ze was wars van clubjes tot het bittere einde. In haar oeuvre komen we dan ook flink wat rebelse vrouwen tegen die voortdurend te hoop lopen tegen de knellende banden van een maatschappij vol vastgeroeste rolpatronen voor man en vrouw.

    Anno 2025 zijn deze vragen relevanter dan ooit. Enerzijds leidt maatschappelijk ongenoegen tot vrijheid, maar aan de andere kant jagen sociale media met windkracht 10 de onderlinge controle op identiteit en gedrag aan. Gemiddeld zijn de meiden van nu zes uur per dag online, waar in een waanzinnig tempo de normen en rolpatronen van allerlei communities op ze af worden gevuurd. Schrijver Sybilla Claus sprak veertig meiden en vrouwen uit binnen- en buitenland over wat het betekent om nu vorm te geven aan de (vrouwelijke) identiteit.

    Claus stuurt daarbij vol aan op de moeilijke thema’s. Wat is er vrouwelijk uitzien? Ben je ooit mooi genoeg om aan de online schoonheidsidealen te voldoen en is al die botox wel goed voor je? Zijn er psychologische sekseverschillen? Ware feministen, bestaan die nog? Wat moeten we met de explosie van psychische klachten onder jonge vrouwen en de mental health-trends op sociale media? Wat is fan-fictie en is dat de oplossing? Kun je nog gewoon lesbisch zijn? Wat is het verschil tussen sekse en gender? Valt er te genderrebelleren in de islam? En een ander hoofdpijndossier: kun je operatief toegang krijgen tot de vrouwelijkheid, zoals de transgenderbeweging beweert?

    Op 8 Maart, wereldvrouwendag, praten we over deze thema’s en nog veel meer. Sybilla trapt de discussie af met een inleiding op haar boek en daarna gaan we met elkaar in een open gesprek. Daarbij horen we graag van jou wie jouw favoriete gender rebels zijn – fictieve uit de literatuur, maar ook meiden en vrouwen in het echte leven.

  • Algemeen

    Gevonden bij Colette (2)

    Ergens in de boekenbergen vond Coletter Hein van der Hoeven ‘Kent gij het land…?’ van Dr. L. van Egeraat. Ondertitel: ‘Televisievoordrachten over Nederland’. Lees het verslag van Hein over deze bijzondere vondst:

    Waar hoort dit boekje thuis in de winkel? In het hoekje met de reisboeken, zou ik zeggen. Een afdeling die in de tijd van Jogchum de Vries een ruimte moest delen met boeken over de Eerste Wereldoorlog en criminologie. Nu staan halverwege het gangetje naar WC en kelder in een hoek een paar hoge stapels met alle mogelijke reisbestemmingen op de boekenruggen.

    Terug naar ‘Kent gij het land…?’ In de inleiding valt mij deze zin op. ‘De VARA maakte met deze programma’s geschiedenis in de vaderlandse televisie.’ Tegenwoordig is een gebeurtenis al vlug ‘historisch’ of een persoon ‘een icoon’, en dan denk ik: volgens mij kent over een paar jaar bijna niemand meer dit zogenaamd historische kabinetsbesluit of deze kennelijk iconische voetballer. Zelf was ik in 1962 11 jaar maar ik kan totaal niet bedenken waarom deze VARA-uitzendingen van Dr. L. van Egeraat geschiedenis schreven. De eerste kleurenuitzending? Het eerste naakt? Weet jij het? De oplossing vind je onderaan dit stukje.

    Het boekje heeft als hoofdstukken: Midden-Brabant, Oostelijk Brabant, Noord-Holland, Het Noorden,
    Zeeland, Overijsel (met één s) en als slot: ‘En verder is het aan u’. Van Egeraat heeft een persoonlijke
    stijl, benoemt wat hij mooi en lelijk vindt. Het biedt een mooi tijdsbeeld: hoe Nederland meer dan 60
    jaar geleden met een geoefend toeristisch oog werd gezien. Dat alles maakt het heerlijk lezen anno 2025.

    Omdat Van Egeraat een Brabander is, beperk ik me tot een paar observaties over het toerisme in die provincie. ‘De bossen in Brabant zijn nog echte bossen gebleven en geen gelegenheden geworden tot pantoffelparade in geasfalteerde laantjes. Er hangen weinig papiermanden tegen de boom (…) die de
    natuur in feite méér bederven dan een weggeworpen stuk papier dat beregend tegen de wortels van
    een boom ligt.’

    Over Tilburg: ‘Wanneer u een niet al te mooi Brabants dorp neemt, met een fabriek erin, een kerk en
    een klooster, en u vermenigvuldigt dat geval zo’n honderd maal (…), dan krijgt u Tilburg. Over zes jaar
    zal het stadsbeeld van Tilburg echter helemaal veranderd zijn, want hier wordt de grootste stedelijke
    vernieuwing doorgevoerd die Nederland kent, met doorbraken, hoogspoor en een vierbaans
    buitenring en binnenring rond heel de stad, een verkeersnet dat zelfs uniek in heel de wereld zal
    zijn.’

    Over het hart van Brabant: ‘Het is niet moeilijk van Brabant een tweede Het Gooi te maken. Het is
    wél moeilijk, het is onmogelijk, om als het eenmaal zo ver is, Brabant weer terug te krijgen, dat gaat
    niet meer.’ Het is niet alleen het tijdsbeeld dat het boekje de moeite waard maakt. De auteur noemt dorpen als Gemonde en Olland ongeschonden Brabantse dorpen en hij schrijft lyrisch over het marktplein van Oirschot. In geen van deze drie plaatsen ben ik geweest en het maakt me nieuwsgierig.

    De prijs voorin is 2 euro. Echt te laag, vind ik. Het boekje is duidelijk gelezen, maar niet beschadigd.
    Een prachtig tijdsdocument. Zal ik de de prijs verhogen naar 5 euro? En als het boekje er na een paar
    maanden nog ligt, koop ik het zelf.

    Oplossing van de quizvraag: televisiegeschiedenis werd geschreven ‘omdat nog nimmer tevoren op
    deze schaal de mogelijkheden tot het toerisme in eigen land op de beeldbuis waren gebracht.’

  • Algemeen

    Het Woordenrijk Live: Khadija El Idrissi, Kees ’t Hart, Joost Baars

    Ozondag 16 februari hebben we de dichters en schrijvers van Het Woordenrijk op bezoek. Vanaf 14:30 uur kun je achter onze boekenbergen luisteren naar muziek, interviews en poëzie. Met deze keer optredens van Khadija El Idrissi, Kees ’t Hart en Joost Baars. Muziek door The Fortune Cookies. Het Woordenrijk is een samenwerking met het gelijknamige radio-programma op DenHaagFM. Ricco van Nierop is presentator van de show. Hij stelde het programma samen met Edwin Fagel.

    Khadija Ibourk El Idrissi is een dichter die in het Nederlands, maar ook in andere talen schrijft. Zo was haar debuut-gedicht ‘De ontmoeting’ vijftalig. Ze was een van de Jonge Stadsdichters van Den Haag in 2022. Daar had ze als doel om jongeren te inspireren om meer met taal bezig te zijn, vooral de jongeren die net in Nederland zijn gekomen. Ze droeg haar gedichten voor bij het Haagse UIT-festival in Den Haag, bij de Bevrijdingsmaaltijd, Crossing Border, Zwarte Schaap en Writers Unlimited. Ze deed mee met Poetry Circle 22/23 en ze zal vandaaruit haar dichterscarrière blijven vervolgen om haar weg te vinden terwijl ze de leraaropleiding Frans volgt. 

    Kees ’t Hart is schrijver en dichter. In Den Haag presenteerde hij een drukbezocht literatuurprogramma ‘Over Boeken’. Als recensent voor onder meer de Groene Amsterdammer duikt hij pareltjes op en maakt ze bij een groter publiek bekend. Vorig jaar won hij de ‘gouden boekensteun’ ofwel de Prix de Colette voor zijn inzet voor het boek. We hebben veel boeken van Kees ’t Hart in onze collectie. Bijvoorbeeld de roman ‘Hotel Vertigo’. En ‘Ter Navolging’ over Betje Wolff en Aagje Deken.

    Joost Baars (1975) publiceerde in 2017 de bundel Binnenplaats bij Uitgeverij Van Oorschot. Voor deze bundel ontving hij in 2018 de laatste VSB Poëzieprijs. Zijn werk werd vertaald in het Grieks, Spaans, Engels en Arabisch. Hij schrijft over poëzie voor o.a. het tijdschrift Awater en publiceerde vertalingen van diverse dichters (waaronder Joy Ladin, Dorothea Lasky, Quintan Ana Wikswo en Aaron Kunin) in de tijdschriften TerrasPoëziekrantnY en Samplekanon. Hij werkt in Amsterdam als boekverkoper, docent bij de Schrijversvakschool en poëzieredacteur.

    The Fortune Cookies is speciaal voor deze editie van Het Woordenrijk Live geformeerd en bestaat uit Gerard Vos (Swing State) en zijn kind Jules. Anders dan de jazz-funk-band Swing State, zal het duo zich concentreren op het singer-songwriter-genre, met covers van o.a. Joni Mitchell en eigen materiaal.

  • Algemeen

    Residentie Orkest uit de bananendoos

    Bijzondere vondst bij Colette in het jubileumjaar van het Residentie Orkest. In een oude bananendoos vol met boeken duikt een oude map met negatieven op. De foto’s ontsluiten het leven van een Haagse familie uit de jaren veertig van de vorige eeuw. Een muzikantenfamilie, op een paar foto’s zien we de naam van het Residentie Orkest. Stapje voor stapje komen Coletters Maria en Justa de Jong op het spoor van de familie de Roo.

    Op zondag 9 februari onthullen we een speciale etalage over deze vondst én kunt u bij ons kijken naar een fototentoonstelling. Om 16:00 uur doen Maria en Justa uitgebreid verslag van de vondst en geeft Paul de Roo een toelichting op de foto’s. UPDATE: bekijk hier de reportage van Omroep Westhttps://www.omroepwest.nl/video/4936711/celliste-justa-de-jong-treedt-op-in-antiquariaat-colette.

    Lees hier alvast het verhaal van Maria:

    Het begon zoals veel verhalen met een doos met boeken..

    In een bananendoos vol atlassen en reisgidsen, helemaal onderin, lag een oude map van gemarmerd karton met opschrift “Kleinbeeld-Filmstroken-Album”. Met daarin, inderdaad, stroken negatieven. “Stel dat we hier een Nederlandse Vivian Maier hebben ontdekt!” – zwaai ik met de map naar de anderen.

    De vondst gaat van hand tot hand. Tussen de kaft en de filmstroken zijn een paar vellen papier ingeplakt met data en aantekeningen. Justa probeert het minuscule handschrift te ontcijferen: “versierde K. Poten”, “Diekie met voetbal”, “zelfportret in schaduw”, “Dalton HBS”, “Cor in keuken”, “Hansje en Jan spelend”, “achteringang Meer en Bos” – snippers onbekend Haags leven uit 1948. Ik neem de map mee naar huis om de negatieven te scannen. Het is geen werk van een befaamde straatfotograaf, maar een eerlijk familiealbum: sommige foto’s zijn chaotisch of overbelicht, bij sommigen is de compositie zo mooi dat ze op een setje retro-briefkaarten lijken. “Beste wensen!”, “Fijne feestdagen!”.


    Een familie aan tafel, een grote lampenkap en sierlijke porseleinen kopjes, een naaiende vrouw – ze draagt een bloemenbloesje en ze heet Nel (tenminste, als ik het goed lees), een poes op het balkon, een wandeling door de duinen, doorschijnende herfststruiken in het zand, afgebroken ‘na oorlogsche’ huizen, een vrouw met twee kinderen op schoot en een groot voorleesboek, de zon schijnt door het raam en tekent glimmende strepen op de muur, Sinterklaasavond, ingepakte kadootjes, vijf lachende kinderen, de Sint met een aandoenlijk neppe touwtjesbaard – het is december 1948. De aantekeningen houden hier op, de beelden gaan door.

    Een kindje wordt geboren, een wiegje, jonge, mooie moeder (geen aantekeningen, geen namen, zij wordt ‘mevrouw X’), vroedvrouwen met witte hoofddoeken en schorten staan op de stoep. Dan een reis. Een groepsreis. Een bus, mensen met bagage (waaronder iets dat op vioolkoffers lijkt), “The Flying Dutchman” van KLM op het grasveld, een vol vliegtuig, mannen met sigaren, vrouwen met kokette hoeden. Na aankomst – een feestelijke maaltijd aan een lange tafel, een paar monumentale gebouwen – het lijkt wel op Engeland, maar Londen is het zeker niet. Een groep musici met een orgel op de achtergrond (een concertzaal? een kerk?), een dorpje, een knus straatje, een meer en een stenen muurtje in een veld.

    Terug in Nederland. De baby groeit. Zomervakantie in een villa, pittoreske landschappen en nostalgische taferelen: schapen en herten, mevrouw X in een ruime, lichte zomerkeuken, wasgoed aan de lijn, mevrouw X op een tuinstoel in het gras, mevrouw X met een kinderwagen op een heuvel.

    Dan nog een reis – deze keer naar Frankrijk, mevrouw X en Parijse gebouwen, mevrouw X in Jardin du Luxembourg, de tuinen van Versailles, dan plots één foto van een jonge man naast een fontein – dat moet onze fotograaf zijn! Meneer X dus, aangenaam. Ze zijn daar met zijn tweeën, hij loopt met het fototoestel in zijn hand, één keertje maar drukt zij op het knopje. Ik blader terug en vind hem nog op een paar foto’s, nu dat ik weet hoe meneer X er uitziet. Na Parijs komt een reeks lenteplaatjes met boswandelingen en bloemen (is dat nou Keukenhof? Bestond die dan al? Oh, kijk, in 1950 werd er de eerste bloemententoonstelling geopend volgens de website van het park. We zijn dan inmiddels in 1950 met onze foto’s). Het kindje begint te lopen, mevrouw X bespeelt een prachtige zwarte vleugel, familie X gaat naar de zee: boten, vissersnetten, eindeloos is de horizon. Ruim 450 afbeeldingen. Ik wil weten wie het is.

    Veel aanwijzingen heb ik niet, maar één ding is zeker: het is een muzikale familie. Vioolkoffers en concertzalen, mevrouw X achter de piano, een cello aangeleund tegen de muur naast een baby-stoeltje. Is meneer X dan een cellist? Op één van de foto’s bespeur ik een bus waarop “Het Residentie Orkest Den Haag” staat. Na een rondje aarzelend googelen vind ik een interview met de onlangs overleden violist Karel Ligtenberg. Hij vertelt over zijn eerste samenwerking met het Residentie Orkest:

    ,,…in 1948 [werd hij] door het Residentie Orkest gevraagd te komen remplaceren tijdens een korte tournee naar Engeland. Karel vertelt er graag over. “We reisden via Schiphol. Daar liepen we gewoon over het gras naar de gereedstaande vliegtuigen: drie stuks voor de orkestleden, plus een voor de instrumenten en dergelijke. We moesten wachten terwijl de motoren één voor één werden gestart. Iemand gaf een zwieper aan zo’n grote propeller, en als de motor draaide kwamen er grote vlammen uit de achterkant, dat was wel spannend! We vlogen naar Manchester. Daar wachtte op het vliegveld het Hallé Orchestra op ons; zij zouden met dezelfde vliegtuigen naar Nederland vliegen! We hadden gezamenlijk een lunch, daarna reden wij per bus naar Manchester. Het viel mij op dat het daar zo smerig was, op alles lag een dikke laag roet. We concerteerden in Manchester en Sheffield, met een vrije dag ertussenin. Veel musici gingen kijken naar een voetbalwedstrijd van Manchester United. Ik ging met een groep mee op excursie naar het Lake District. Het was lente, overal stonden fruitbomen in bloei, dat was zo mooi! Op de terugweg pauzeerden we in een herberg, zo’n typisch Engelse ‘Inn’, waar de mensen ons argwanend bekeken. Jaap Stotijn is toen achter de piano gaan zitten, speelde walsen en polka’s, en daar werd men vrolijk van. Men ging zelfs dansen!”


    Ik kan het niet geloven: de “Engelse” foto’s van meneer X blijken perfecte illustraties te zijn voor dit verhaal. Woord na woord, plaatje na plaatje. Voor de zekerheid zoek ik die twee “monumentale gebouwen” uit de negatieven even op – de ene is daadwerkelijk Manchester Central Library and Theatre, de andere Sheffield City Hall. Met een typisch Engelse “Inn” van het Lake District ertussenin. Alles klopt. Behalve het hoofdpersonnage. Want meneer X is niet Karel Ligtenberg. Een collega, een RO-lid, een medereiziger, een… wie? Dezelfde avond nog bestorm ik arme Justa op WhatsApp met een incoherente bui vragen. Onze Justa, boekenliefhebber en vrijwilliger bij Colette, die zojuist samen met mij over de
    raadselachtige map gebogen zat, is heel toevallig een muzikante en dan nog een celliste bij het
    Residentie Orkest.

    “Ken jij die man? Herken je iemand op de foto’s? Weet je waar ik archiefbeelden uit die tijd kan vinden? Bestaan er lijsten met orkestleden? Bestaat er überhaupt een RO-archief?” Ik stuur haar de gescande filmstroken en de link naar het Ligtenberg-interview. Bijna meteen krijg ik een groepsfoto uit datzelfde interview teruggestuurd met een rode cirkel rond een van de mannen. “Dit is mijn vader‼!” – roept ze uit. Enfin, dat uitroepen leid ik van de enthousiaste interpunctie af. Maar nee, meneer X is niet Justas vader: deze foto is uit de jaren 70, toen haar vader zich net bij het orkest had aangesloten. Justas vader was, precies zoals meneer X, maar dan 20 jaar later, collega van Karel Ligtenberg. Gewoon een toeval. Nog een toeval, waardoor de zoektocht steeds dringender en persoonlijker wordt.


    Justa belooft snel naar de RO-archivaris te gaan. “Cellisten, ik denk dat we naar de cellisten moeten zoeken”, dring ik aan. Niet voor niets staat er een cello in de hoek. Afwachtend ploeg ik krantenartikelen op Delpher door in de hoop er wat namen en details op te graven. Zo te zien was deze reis een merkwaardige gebeurtenis: uitvoerige planning, talloze aankondigingen, reportages “van onze Londense correspondent”, vertaalde recensies uit The Guardian, en zelfs een opvolgartikel een halfjaar later, toen, naar aanleiding van deze “culturele uitwisseling”, de RO-secretaresse met een fluitist uit het Engelse Hallé Orchestra ging trouwen. En toch, ondanks de uitbundige persaandacht, vind ik er geen namen (behalve die van de dirigent op tournee en dan ook die van de verliefde secretaresse). Wel gauw genoeg komt er een rectificatie op het verhaal van Karel Ligtenberg: RO ging niet in 1948 naar Engeland, maar in april 1949.


    De volgende dag krijg ik een berichtje van Justa met een lijst orkestleden uit 1946-1954. Onder “Violoncel” staan 9 mannen en 2 vrouwen vermeld. Ik begin de zoektocht: archieven, geboortebewijzen, gemeentelijke registratiedocumenten, te oud, naamgenoot, te jong, niet getrouwd… De online RO-verzameling bij het Haags Gemeentearchief is nogal beperkt, ik bereid me voor op een paar dagen in het archiefgebouw. Justa haalt een boek “50 jaar Residentie Orkest” tevoorschijn met daarin een grote foto van het spelende orkest. De twee cellistes uit de lijst zijn er net herkenbaar – dezelfde twee vrouwen kijken glimlachend naar de lens van meneer X in het vliegtuig op weg naar Manchester. Regina Wijnalda en Françoise Vetter. Ik hoor jubelende trompetten. Het wordt warmer. Ik blijf obsessief bij de cellisten. Justa stelt voor om toch richting de violen te kijken.

    “Zou dit hem kunnen zijn? Tweede violist?” – er komt weer een cirkeltje rond een figuur op de derde rij van de grote orkestfoto. “Niet uitgesloten. Maar eerst de laatste cellisten vinden” – De afbeelding is te vaag en ik heb nog maar twee “onbekende” kandidaten onder de cellisten over. “Misschien violist H. de Roo? Er is ook ooit bladmuziek van ene de Roo binnengekomen” – Justa beheert namelijk de muziekcollectie bij Colette. “Misschien”.

    Een paar dagen later ben ik in de winkel. Terwijl ik voor een klant een stapel boeken ondersteboven haal valt mijn oog op een titel: “Willem van Otterloo. Een dirigentenloopbaan” . Deze baksteen van een boek is een imposante monografie geschreven door Niek Nelissen en royaal voorzien van beeldmateriaal. Toch niet veel kans dat meneer X daar ergens samen met de chef-dirigent staat handje te schudden met Koningin Juliana. Denk ik doorbladerend. Totdat ik onze jongeman op pagina 266 helder en waarachtig naast Willem van Otterloo (zonder de Koningin, dat wel) zie zitten. Het onderschrift luidt: “Hans de Roo en Willem van Otterloo buigen zich over de planning van het RO”. “Hoe wist je dat, Justa?!” “Intuïtief en goed gekeken” – lacht ze.

    Dames en Heren, mag ik jullie voorstellen: Meneer X – Hans de Roo (1925-2000), hoboïst en violist bij het Residentie Orkest. In de jaren 60 directeur van het RO. In de jaren 70-begin jaren 80 intendant bij de Nederlandse Operastichting. Als programmeur met een innovatieve visie heeft hij het Nederlandse muzieklandschap aanzienlijk verrijkt en een aantal uitzonderlijke talenten ontdekt. Mevrouw X – Corry de Roo-Vierdag (1925-2022), celliste (aha!), pianiste en componiste. Vanaf 1947 lid van het Residentie Orkest, vanaf de jaren 50 docente bij het Koninklijk Conservatorium. En zo, intuïtief kijkend en rondvragend, komt men ook op het spoor van de nabestaanden. De map keert terug naar de rechtmatige eigenaar.

  • Algemeen

    Gluren bij de Buren

    Primeur voor Colette: dit jaar doen we mee aan het landelijke huiskamerfestival Gluren bij de Buren. We zijn dan wel een antiquariaat, maar toch óók een beetje de huiskamer van onze buurt. Kom zondag 2 februari bij ons langs! Luister onder het genot van een kopje thee, of tijdens het boeken zoeken, naar een akoestisch concert van de band Diamond Wave.

    Singer-songwriter Rob Gerritsen voorziet zijn liedjes van een toelichting over de oorsprong en betekenis. Invloeden zijn onder meer de Beatles, Crowded House en Ron Sexsmith. Rob wordt begeleid door Guus van Leeuwen (bas, mandoline), Fred Koene (percussie, bas, zang) en zijn zoon Reinier Gerritsen (gitaar en zang).

    Het concert duurt 30 minuten en wordt twee keer herhaald. De aanvangstijden zijn: 12:45, 14:15 en 15:45. Toegang gratis.

  • Algemeen

    Gevonden bij Colette: de Avonden

    Vlak voor de kerst deden we bij Colette een bijzondere ontdekking. Een passende decembervondst! Onze Coletter van team donderdag, John Beckers, doet verslag:

    Op 12 december kreeg ik van een collega verkoper een boek van Gerard van het Reve in mijn handen gedrukt om eens nader te bekijken. En ja hoor, bingo! Het was de allereerste druk van De Avonden (Een winterhaal ) uit 1947 van toen nog Simon van het Reve. Hoe toepasselijk wil je het hebben zo vlak voor de Kerst.

    Rechtsboven op het schutblad prijkt de naam van wijlen dhr L. Uding en datum van aankoop. In het boek ook een facsimile uitgave van de laatste twee bladen van de eerste versie van hoofdstuk 10 van het manuscript (uit de Collectie Letterkundig Museum ).

    Enige tijd geleden heeft mevrouw Uding aan Colette een groot deel van haar collectie Nederlandse literatuur geschonken waarin vele zeldzame uitgaven en eerste drukken. Begin 2025 zal er bij Colette een etalage worden ingericht ter ere van en als dank aan mevrouw Uding. We hebben het boek aangeboden op Boekwinkeltjes waar het na enkele dagen besteld is.

  • Algemeen

    Over diplomaat-schrijvers

    Vorige maand verscheen nummer 4 van tijdschrift Elders literair, een nummer met als thema de Nederlandstalige diplomaat-schrijver. In het tijdschrift staan artikelen over bekende auteurs als F. Springer, Robert van Gulik, A. Alberts en Albert Helman. Ook staan er bijdragen in van diplomaat- schrijvers van nu. Twee van hen, dichter (en buurtbewoner) Caroline Wiedenhof en prozaïst (en Coletter) Hein van der Hoeven zijn op zondagmiddag 16 februari bij ons te gast.

    Elders-redacteur en Coletter Arjen van Meijgaard gaat met hen in gesprek. Onderwerpen die aan de orde zullen komen zijn: diplomaten schrijven en reizen beroepsmatig heel wat af: is dat in hun literaire werk te herkennen? Zijn Caroline en Hein anders gaan dichten c.q. schrijven sinds ze niet meer in dienst zijn van BZ?

    De sessie begint om 16.00 uur en duurt tot ongeveer 16.45 uur. Na afloop schenken we een borrel. Nummer 4 van Elders literair is voor 15 euro te koop bij Colette.

    Caroline Wiedenhof was van huis uit meer vertrouwd met oosterse filosofie, theosofie en moderne pedagogie dan met de katholieke Brabantse wereld waarin zij opgroeide. In 1988 startte haar diplomatieke loopbaan, die in de loop der jaren transformeerde naar een praktijk in veranderkunde. Anno 2025 werkt zij in rijksdienst als raadgever en schrijver over dialoog en ethiek. Daarnaast begeleidt zij levenskunstige programma’s met film, poëzie en filosofie. Zij publiceerde Loopbaanladders en Wereldbanen (2012), De dalen in (2023) en de dichtbundels Huishoudelijke mededelingen (2009) en Weidewacht (2020). Eenentwintig van haar gedichten zijn te bekijken op haar website Duodecima.nl in de serie Poëzien.

    Hein van der Hoeven was van 1981 tot 2014 werkzaam bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In die periode was hij o.a. als diplomaat geplaatst op de ambassades in Madrid en Hanoi. Bij uitgeverij In de Knipscheer verschenen Jongen met rood vest (2018) en Het leven is snel genoeg. Twee novellen langs schilderijen van Diederik Gerlach (2023). Hij is bestuurslid van het F. Springer Genootschap en redacteur van Elders literair.

    Arjen van Meijgaard is docent in het voortgezet onderwijs. In 2017 publiceerde hij zijn debuutroman We hebben alles bij ons (Uitgeverij In de Knipscheer), in 2022 gevolgd door zijn tweede roman De laatste klanken van Icarus (Uitgeverij kleine Uil). In 2023 verscheen de verhalenbundel Pretpark Pararijs en andere verhalen (Uitgeverij kleine Uil). Vorig jaar hertaalde hij, voor dezelfde uitgeverij, de laat achttiende-eeuwse roman Julia van Rhijnvis Feith.