Op het podium: Berend Sommer over zijn nieuwe roman ‘Gouden Dagen’
Wat betekent het anno 2022 om een man te zijn? Niemand beter die die vraag kan beantwoorden dan Berend Sommer (1990). De schrijver die zijn debuut beleefde met een goed ontvangen detective (Duchamp) en die met ‘De Val van Henri Furet’ een profetische roman schreef over de val van een populistische dandy in de politiek richt in zijn nieuwe roman ‘Gouden Dagen’ zijn scherpe blik op de mannen van zijn generatie.
Op zondag 29 mei om 16.00 gaat Sommer in gesprek over zijn boek met medemillennialman Constanteyn Roelofs (1989). Na de lezing is er om 17.00 een borrel voor de gasten van de avond en de vrijwilligers van Colette. De toegang is gratis, maar u kunt uiteraard Colette en de auteur steunen met de aankoop van een boek of een kleine donatie. Gezien de beperkte ruimte is het raadzaam om een plaatsje te reserveren door een mail te sturen naar info@colette.red met als onderwerp ‘Lezing Berend Sommer’.
‘Eén incoherente schreeuw om aandacht, zo zal jullie generatie de geschiedenis ingaan. Ieder gevoel voor tragedie ontbreekt,’ zei Gabriël Gogel. Hij was een man van vijftig dus hij kon het onmogelijk begrijpen. Even aarzelde ze. Die ochtend had ze in zijn koffer een pistool ontdekt, of een revolver. Ze wilde hem raken. ‘Je bent een lafaard,’ zei ze, ‘en dat weet je.’ Vanuit haar ooghoek zag ze zijn onderkaak langzaam dalen. Als een kasteel van vlees zakte hij weg in de bijrijdersstoel. Ze gaf gas. Jaren geleden liet ze haar haar bleken, om indruk te maken. Dat hoefde nu niet meer. Ze zat in haar gouden dagen.
fragment, Gouden Dagen
Eerder schreef de Vaderlandse pers over Sommer:
Over Duchamp. Een detective:
‘Als in dit boek iets wordt bewezen, is het dat de jonge Sommer een sprankelende schrijfstijl paart aan een fijn oog voor detail en een als ironie vermomd gevoel voor romantiek.’
de Volkskrant
Over De onweerstaanbare val van Henri Furet:
‘De drang naar schoonheid spat van de pagina’s in de vorm van absurdistische taferelen, die worden gelardeerd met spitsvondige dierenmetaforen en verloren gewaande schatten uit het Nederlandse vocabulaire.’
Elsevier Weekblad