Daar hebben we (ook) veel van: Janwillen van de Wetering
Je kunt het zo gek niet bedenken, of je vindt het bij Colette! In de serie ‘daar hebben we (ook) veel van’, belichten we steeds een schrijver van wie we zelfs méér hebben; toch op z’n minst wel een klein bergje boeken. In de tweede aflevering over deze ‘Colette Canon’ schrijft Piet de Klerk (boekverkoper op maandag) over Janwillem van de Wetering. Je vindt zijn boeken direct bij binnenkomst op de berg met detectives, vlakbij Simenon – en ook verderop in de winkel in de kast met detectives.
Schrijvers zijn vaak buitenstaanders, maar Janwillem van de Wetering was dat in dubbele zin. Niet alleen in de zin dat hij vooral een observator was, maar ook in de zin dat hij niet echt bij Nederland paste. Ja, hij was geboren in Hillegersberg, maar al als jongeman verkoos hij al het leven buiten Nederland. Vanaf zijn twintigste woonde hij een paar jaar in Zuid-Afrika, en op zijn 26e vroeg hij in Kyoto of hij tot het klooster mocht toetreden. Zijn debuut Een Lege Spiegel (1971) is een nog altijd lezenswaardig en onvervaard verslag van die periode. Af en toe spijbelde hij daar, en ook elders zette hij regelmatig de bloemetjes buiten. Hij woonde in Colombia, in Peru en in Australië. Maar de aan zijn vrijheid hechtende rebel werd een paar jaar later in Amsterdam zakenman en agent van politie.
Zijn Grijpstra en De Gier politieromans zijn op zijn ervaringen uit die tijd gebaseerd. In de jaren zeventig gingen ze als warme broodjes over de toonbank. Wij hebben er een heel stel van, en ze gaan voor drie euro van de hand. In sommige opzichten zijn ze gedateerd. Zelfs de Amsterdamse afdeling ‘Zware Delicten’ heeft iets goeiigs; de rang van de superieur van de twee, adjudant Grijpstra, bestaat niet meer, de Amsterdamse politie ligt voortdurend in de clinch met de Rijksrecherche, en de net binnengehaalde computers worden ‘de grijze doos’ genoemd en je hebt er meestal niets aan.
Grijpstra en De Gier zijn mannen van middelbare leeftijd die van hun werk houden, elkaar goed aanvullen en af en toe samen muziek maken: De Gier (“de persoon die ik zou willen zijn”) speelt fluit en Grijpstra (“mijn Nederlandse erfmassa”) heeft een drumstel op zijn kamer staan.
In Een dode uit het Oosten (1977) zijn het niet toevallig Japanse yakusa die de moord in kwestie gepleegd hebben; het biedt Van de Wetering de gelegenheid zijn kennis van Japan te tonen. Na 1975 vertrok Van de Wetering naar Maine, waar hij de tweede helft van zijn leven doorbracht en zijn Zen-studies voorzette (Het Dagende Niets). Op den duur was dat niet bevorderlijk voor zijn “Amsterdamse” politieromans. De beste zijn geschreven in de jaren 70: Het Lijk in de Haarlemmerhouttuinen (verfilmd door Wim Verstappen met in de hoofdrollen Rijk de Gooijer en Rutger Hauer), Buitelkruid, en De Gelaarsde Kater.
In 1980 schreef Van de Wetering het Boekenweekgeschenk De Verdachte Verheugt. Van het latere werk is voorradig: Een Oosterse Huivering, De Kat van Brigadier De Gier, Een Moord zonder Lijk/Een Lijk zonder Moord, De Doosjesvuller, De Ratelrat, Een Aflopende Geschiedenis, Het Veilige Gevoel en De Zaak IJsbreker.
“Op Zoek naar het Ongerijmde” van Marjan Beijering, de biografie van Van de Wetering hebben we helaas niet. Is nog te nieuw (2021).
Lees hier het eerste deel terug: Daar hebben we (ook) veel van: Colette