antiquariaat colette den haag f. springer etalage
Leesvoer

F. Springer hoort thuis bij Colette

Colette-vrijwilliger Hein van der Hoeven richtte onlangs een etalage in over zijn favoriete schrijver F. Springer. De boeken en Springeralia trokken veel bekijks van het winkelend publiek in de Reinkenstraat én leverden nieuwe lezers op van de Haagse schrijver. Als toetje nog een blog van Hein over F. Springer:

Springer hoort thuis in Den Haag, Springer hoort thuis bij Colette & Co. Want F. Springer (schrijversnaam van Carel Jan Schneider, 1932 – 2011) kan een Haagse schrijver worden genoemd. Hij ging er naar de middelbare school (Christelijk Gymnasium, nu het Sorghvliet Gymnasium) en bewoonde vanaf de beëindiging van zijn ambtelijke loopbaan tot zijn overlijden een appartement naast Madurodam. Den Haag (Scheveningen, Wassenaar) komt als decor voor in diverse romans en korte verhalen: Sterremeer, Een eskimo op het dak, Een deftig feest bijvoorbeeld.

Springer wordt ook tot de Indische auteurs gerekend. Hij werd geboren in Batavia en bracht zijn vroegste jeugd door op Java. Later werkte hij als bestuursambtenaar in Nederlands Nieuw-Guinea. Hij schreef echte Indische boeken als Bandoeng-Bandung en Kandy. In Tabee, New York en Bougainville spelen herinneringen aan een Indische jeugd een belangrijke rol. Met stille trom speelt zich af in Nieuw-Guinea. Ook als Indisch schrijver past Springer bij Colette & Co. want er zijn in de winkel planken en stapels vol Indische boeken. Ten slotte wordt Springer gerangschikt onder de diplomaat-schrijvers, zoals Terborgh en Van Oudshoorn. Bougainville, Quissama, Tabee, New York, Teheran, een zwanezang en Quadriga zijn geschreven met herinneringen aan zijn diplomatieke standplaatsen in het achterhoofd. Boeken over diplomatie zijn in Colette & Co. te vinden, maar veel zijn het er niet.

Een groot deel van zijn oeuvre staat in de schappen van Colette & Co. Het zijn zeer leesbare romans en korte verhalen, veelal spelend in het buitenland, maar met een onmiskenbare Nederlandse (soms echt Haagse) invalshoek. Springer is geen schrijver van dikke pillen. In een interview met het personeelsblad van het ministerie van Buitenlandse Zaken (1990) zegt hij: ‘Ik ben er van uitgegaan, zowel in de ambtelijke correspondentie als in mijn schrijven, de dingen zo kort en zo compact mogelijk te schrijven.’ Met deze schrijfopvatting leende hij zich uitstekend voor het maken van zeer korte verhalen op de achterpagina van de NRC. Dat heeft hij dan ook een tijd gedaan.

Een van die stukken, Willem de Veroveraar, opent met een Haags decor, heeft als hoofdpersonen twee mannen die als bestuursambtenaren in Nieuw-Guinea hebben gewerkt, en is geschreven in de tijd dat Springer actief was als diplomaat. De drie Springers in één dop: de Haagse schrijver, de Indische schrijver, de schrijver-diplomaat. Ik citeer graag de openingsalinea. ‘Bij het passeren herkende ik hem onmiddellijk, en hij mij, maar we lieten het niet merken en liepen door. In een gesprek met die kerel had ik na al die jaren geen zin en hij moest kennelijk niets meer van mij hebben. In een seconde hadden we allebei die conclusie bereikt. Onze laatste ontmoeting lag te lang achter ons. We hadden daar, op de winderige hoek van het Kurhaus, geen behoefte aan het uitwisselen van curricula vitae 1962 – 1977. Hij had mij moeten uitleggen wie de dame aan zijn arm was (niet zijn vrouw die ik gekend had) en om helemaal eerlijk te zijn: hij had nog een andere, gewichtiger reden om mij te negeren. Tenslotte had ik hem de bijnaam Willem de Veroveraar bezorgd.’ Met zo’n alinea ben ik meteen in de Springer-sfeer. En wil ik doorlezen.

Nooit iets van Springer gelezen? Haast je dan naar de Reinkenstraat, kijk bij de afdeling Nederlands, of Indonesië en sla je slag!

NB: De Springeralia en een deel van de boeken in de Colette-collectie zijn speciaal voor deze gelegenheid ter beschikking gesteld door Liesbeth Dolk die werkt aan de biografie van F. Springer.